Smartengeld: welke categorieën zijn er?

Smartengeld: welke categorieën zijn er?

Het smartengeldmoet de immateriële schade van het slachtoffer compenseren. Artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek geeft aan in welke gevallen het slachtoffer een smartengeldvergoeding kan vorderen. Net zoals immateriële schade verschillende domeinen kan behelzen, geldt dat ook voor het smartengeld. In de praktijk gaat het om twee grote domeinen: het lichamelijk letsel en het geestelijk letsel. Overigens voegt de wetgever er vanaf 1 januari 2019 nog een extra categorie aan toe: het genegenheidsletsel (schadevergoeding voor affectieschade). SAP Letselschade Advocaten geeft een beknopt overzicht. Uiteraard voorzien van een woordje uitleg.

Smartengeld voor lichamelijk letsel

Het smartengeld, een schadevergoeding voor immateriële schade, behelst eveneens letsels die visueel opmerkbaar zijn of medisch geconstateerd kunnen worden. Het gaat bijvoorbeeld om de schade door besmetting met HIV, de amputatie van een ledemaat, gedeeltelijke blindheid of een visueel onaantrekkelijk litteken. Deze smartengeldvergoeding laat zich vrij eenvoudig normeren, zoals we het vaak terugvinden in de ANWB Smartengeldgids. Vaak zal die gids ook als basis dienen voor de uiteindelijke smartengeldvergoeding. Die smartengeldvergoeding moet het verdriet, de pijn en het leed ten gevolge van het lichamelijk letsel vergoeden. Uiteraard kan een letselschade advocaat steeds een hogere vergoeding eisen dan deze die opgenomen staat in de Smartengeldgids. Hij zal dat dan wel concreet moeten beargumenteren en kan hierbij rekening houden met persoonlijke factoren zoals de leeftijd, de intensiteit van de behandeling, de resterende beperkingen en duurtijd van de ziekenhuisopnames. Het feit dat een slachtoffer langdurig pijn diende te ondergaan vooraleer de hulpdiensten ter plaatse waren om hem verdoving aan te bieden, zou bijvoorbeeld een hogere smartengeldvergoeding moeten rechtvaardigen.

Smartengeld voor geestelijk letsel

Een lichamelijk letsel kan de oorzaak vormen voor het ontstaan van een geestelijk letsel. Toch hoeft dat geen verplichting te zijn. Dat zien we bijvoorbeeld bij de zogenaamde shockschade. Bij het geestelijk letsel hebben we het over psychische problemen zoals depressies of PTSS. Wel is het zo dat de Hoge Raad al aangegeven heeft dat er voor de beoordeling van het geestelijk letsel ook een ondergrens geldt: het moet meer zijn dan gewoon een onbehagen. Zo zal de frustratie ten gevolge van het ongeval geen recht geven op smartengeld voor geestelijk letsel. Indien het slachtoffer kan aantonen dat het gaat om een door de psychiatrische wereld erkend ziektebeeld, is dat echter wel het geval.

Smartengeld voor affectieschade

Tot op heden kunnen de nabestaanden van een overleden slachtoffer enkel smartengeld claimen indien ze zich kunnen beroepen op de zogenaamde shockschade. Vanaf 1 januari 2019 komt daar verandering in en zullen nabestaanden ook een persoonlijke smartengeldvordering kunnen instellen. Hiervoor baseren ze zich op de zogenaamde affectieschade: het psychologisch leed ten gevolge van het overlijden van een dierbare. De wetgever voorziet echter wel grenzen om massale claims te vermijden. Het zal gaan om een smartengeldvergoeding die tussen 12.000 en 20.000 euro zal bedragen.