Beroep op overmacht: niet zo eenvoudig

Beroep op overmacht: niet zo eenvoudig

Beroep op overmachtBeroep op overmacht? Bij de afwikkeling van een letselschadedossier hoor je de verzekeraar van de tegenpartij, ongeacht of die nu een motorvoertuigbestuurder of een werkgever is, wel eens het begrip «overmacht» aanhalen. Op basis van overmacht weigert de tegenpartij dan ook de aansprakelijkheid te erkennen. Toch hoeft dat nog niet het einde van de aansprakelijkstelling te betekenen. Vaak zal het echter wel resulteren in een deelgeschilprocedure. Beroep op overmacht is dus iets om rekening mee te houden.

Wat is overmacht?

Er is sprake van overmacht indien de tegenpartij een fout of tekortkoming in zijn verplichtingen beging, maar waarbij die fout of tekortkoming hem niet kan toegerekend worden. Overmacht kan dus ingeroepen worden wanneer het gaat om een persoonlijke fout of tekortkoming. In het kader van risicoaansprakelijkheid is het inroepen van overmacht een stuk moeilijker. Dat is bijvoorbeeld het geval bij letsel door dieren: hier is de bezitter van het dier aansprakelijk ongeacht het feit of de bezitter zelf een fout of tekortkoming beging. Het inroepen van overmacht zou hier onlogisch zijn. Beroep op overmacht is een belangrijk gegeven.

Voorwaarden voor beroep op overmacht

Overmacht moet overigens steeds in het licht van het desbetreffend ongeval gezien worden. Zo lijkt de jurisprudentiële tendens erop te wijzen dat het voor de werkgever moeilijker is om zich op overmacht te beroepen, gelet op de uitgestrektheid van zijn zorgplicht. In het kader van een verkeersongeval geldt hetzelfde indien er een kwetsbare verkeersdeelnemer bij het ongeval betrokken is. In dat laatste geval heeft de Hoge Raad bij het inroepen van overmacht aangehaald dat er voor overmacht aan twee vereisten voldaan moet zijn: (i) de bestuurder die een fout of onrechtmatige daad beging, moet aantonen dat de begane fout niet relevant is voor het ongeval of de bestuurder heeft geen fout begaan; (ii) de fout van de andere weggebruiker moet zo onwaarschijnlijk geweest zijn dat het voor de bestuurder onmogelijk was om hiermee rekening te houden.

Voorbeeld succesvol beroep op overmacht

Bij deze zaak die in 2017 voor de Rechtbank Overijssel verscheen, werd een scholier gegrepen door een wagen. De scholier was hierbij uit een stilstaande bus gestapt en wilde zo in een andere bus stappen die zich aan de overzijde van de weg ter hoogte van de bushalte bevond. De scholier verscheen ineens van achter de bus en werd gegrepen door een wagen. De tegenpartij beriep zich op overmacht. De bestuurder van de wagen toonde aan geen fout te hebben gemaakt. Zo was de maximale toegestane snelheid op de desbetreffende weg 50 km/u maar anticipeerde de bestuurder op de aanwezigheid van de twee bussen door de snelheid tot ongeveer 25 km/u te matigen (criterium i). Verder oordeelde de rechter dat het voor de bestuurder zo onwaarschijnlijk was dat een kind zomaar uit een bus de weg op zou rennen zonder eerst de verkeerssituatie te inspecteren. De rechter hield hierbij rekening met de concrete omstandigheden waaruit onweersproken blijkt dat de bestuurder het kind nooit kon waarnemen (criterium ii). Het beroep op overmacht werd aanvaard en de vordering tot schadevergoeding werd verworpen. Beroep op overmacht is dus verstandig, want de kans op een succesvolle zaak is groot.

Voorbeeld onsuccesvol beroep op overmacht

Bij deze zaak die begin 2018 verscheen voor de Rechtbank Oost-Brabant haalde de bestuurder van een scooter een fietser in op het fietspad. Terwijl de scooter bezig was aan het inhaalmanoeuvre begon de fietser ineens te slingeren en week uit naar links. De fietser had op dat moment oordopjes in en was op dat moment naarstig bezig met zijn smartphone. De bestuurder van de scooter raakte de fietser en smakte hierbij tegen een buspaal en liep ernstige letselschade op aan de linkerschouder. Gelet op het feit dat ook de fietser ten val kwam bij de aanrijding, heeft de fietser op grond van artikel 185 WvW het recht om de bestuurder van de scooter aansprakelijk te stellen voor minimaal 50 % van de schade. De bestuurder van de scooter beriep zichzelf echter op overmacht en eiste derhalve een integrale schadevergoeding van de fietser. Hierbij haalde de verzoekster aan dat haar geen verwijt kon worden gemaakt. Zo hanteerde ze een aangepaste snelheid en was het fietspad voldoende breed om het inhaalmanoeuvre te rechtvaardigen (criterium i). Voorts haalt de verzoekster aan dat een plotselinge slingerbeweging zo onwaarschijnlijk is dat ze daar in redelijkheid geen rekening mee diende te houden (criterium ii). De rechter volgde die redenering echter niet. De rechter oordeelde dat de snelheid van de scooter, zijnde 20 tot 25 km/u, onredelijk snel was ten opzichte van die van de fietser (15 km/u). Dat stelde de bestuurder van de scooter niet in staat om ten tijde van het inhaalmanoeuvre tijdig te reageren op het opmerken van het smartphonegedrag van de fietser. Had de bestuurder haar snelheid tijdens het inhaalmanoeuvre gematigd, dan had zij nog tijdig kunnen reageren op het afwijkend gedrag van de fietser. Door de snelheid van het inhaalmanoeuvre is de bestuurder van de scooter niet zonder verwijt (criterium i) en kan ze zich derhalve niet beroepen op overmacht. Jammer genoeg is beroep op overmacht niet altijd succesvol, maar niet geschoten is altijd mis.