Praktijkvoorbeeld 1: Letselschade door een verkeersongeval

Praktijkvoorbeeld 1: Letselschade door een verkeersongeval

In 2017 telde Nederland meer dan 8.000.000 personenwagens. Het ging om ongeveer 481 personenwagens per duizend inwoners. Verwacht wordt dat cijfer de komende jaren nog verder zal oplopen. Door de steeds groter wordende verkeersdrukte zijn verkeersongevallen lang niet meer ongewoon. Toch kunnen ze soms grote gevolgen hebben voor het verdere leven. Letselschade bij een verkeersongevalis helemaal niet ongewoon. Onderstaand praktijkvoorbeeld toont dat dan ook aan. Uiteraard hebben we ook aandacht voor de schadevergoeding.

De feiten

Het betreft hier een eenvoudig verkeersongeval waarbij bestuurder A over een kruispunt rijdt. Een andere weggebruiker, bestuurder B, verleende de eerste bestuurder echter geen voorrang waardoor de wagens met elkaar botsten. Het ging om twee gemotoriseerde voertuigen. Bestuurder B droeg op het moment van het ongeval zijn verkeersgordel, bestuurder A niet. De wagen van bestuurder A wou na het ongeval niet meer opstarten. Bovendien had de bestuurder last van pijn in het achterhoofd. Hij voelde zich ook misselijk en duizelig. De dagen na het ongeval werden de klachten alleen maar erger. Het slachtoffer, bestuurder A, had voortdurend last van hoofdpijn en duizeligheid, kon niet goed meer slapen en had te kampen met concentratieproblemen. Na verschillende bezoeken aan de fysiotherapeut, nam de pijn na enkele weken opnieuw af. Toch bleef de bestuurder klachten hebben bij zware inspanningen. De arts had het dan ook over chronische whiplashklachten die bij hevige inspanningen opnieuw zouden opflakkeren. Ten gevolge van deze problemen kon bestuurder A gedurende enige tijd niet meer werken, met een verlies van loon tot gevolg.

Wie is aansprakelijk?

In dit ongeval is de aansprakelijkheidsvraag vrij eenvoudig: bestuurder B is aansprakelijk. De verzekeraar van bestuurder B wilde echter niet weten van een integrale aansprakelijkheid. Gelet op het feit dat bestuurder A geen gordel droeg, vorderde de verzekeraar een gordelkorting van 20 %. Dan zou de verzekeraar slechts 80 % van de schade moeten vergoeden. De verzekeraar hield voet bij stuk en uiteindelijk kwam het tot een deelgeschilprocedure. De rechter ging niet akkoord met de redenering van de verzekeraar: de verzekeraar had onvoldoende bewezen dat het niet dragen van de gordel de schade verder heeft doen oplopen. Vooral het feit dat autogordels soms net extra schade kunnen toebrengen bij whiplashes, werkte hier in het nadeel van de verzekeraar van bestuurder B. De verzekeraar zou uiteindelijk 100 % van de schade moeten vergoeden.

Welke schadeposten zijn opgenomen in de schadeclaim?

In bovenstaand geval kan de bestuurder heel wat schadeposten claimen. In de eerste plaats is er de materiële schade aan de wagen. Het gaat om de kosten die noodzakelijk zijn om de wagen te herstellen. In de tweede plaats hoort de bestuurder een vergoeding te krijgen voor alle kosten die hij gemaakt heeft ten gevolge van het ongeval. Het kan bijvoorbeeld gaan om het eigen risico in de zorgverzekering, maar ook om de bustickets om zich bij de fysiotherapeut te laten behandelen. Zelfs zijn advocaatkosten kan hij opnemen in de schadeclaim. Het gaat om kosten die concreet aangetoond kunnen worden. Ten derde kan de bestuurder ook de gederfde inkomsten claimen. Zo zal hij waarschijnlijk maar 70 % van zijn loon ontvangen hebben tijdens de periode van niet-tewerkstelling. Die overige 30 % kan hij dan verhalen bij de verzekeraar van de aansprakelijke partij. Tot slot zal bestuurder A eveneens een smartengeldvergoeding kunnen claimen voor de aangedane pijn en het leed. Hetzelfde geldt voor de schade door concentratieproblemen, de slaapstoornis en eventuele andere mentale gevolgen van het ongeval.