Schadevergoedingsvordering in de strafprocedure
08 maart 2019 

Schadevergoedingsvordering in de strafprocedure

Schadevergoeding voor slachtoffer van strafbaar feit

In het geval iemand slachtoffer wordt van bijvoorbeeld een mishandeling[1] of een verkrachting[2] dan zal er geen aansprakelijkheidsverzekeraar in beeld zijn om de schade van het slachtoffer te vergoeden. Bij schade als gevolg van een strafbaar feit zal de verzekeraar een beroep doen op de zogenoemde ‘‘opzetclausule’’, zodat deze schade niet is gedekt.

De enige mogelijkheid die het slachtoffer voorheen had was om via een vaak langdurige en kostbare civiele procedure schadevergoeding van de dader te vorderen. Het slachtoffer loopt daarbij echter vaak tegen het probleem aan dat de dader onvermogend is en het slachtoffer daardoor met lege handen blijft staan. De mogelijkheid voor een slachtoffer om zich te voegen als benadeelde partij in het strafproces heeft hierin verandering gebracht.[3] De voeging houdt kort gezegd in dat het slachtoffer in het strafproces om vergoeding van zijn civielrechtelijke schade vraagt. De strafrechter zal deze vordering beoordelen.

Voorwaarden voor beoordeling[4]

Voorwaarde voor ontvankelijkheid – waarmee de strafrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling – is dat aan de verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en dat de schade rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.[5] Daarnaast kan de strafrechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering indien een inhoudelijke beoordeling van de vordering een ‘‘onevenredige belasting’’ van het strafgeding oplevert.[6]

 De rechter laat bij het oordeel of een vordering een onevenredige belasting vormt meerdere omstandigheden meewegen. Zo speelt daarbij een rol de omvang van de vordering, de complexiteit daarvan en de bij de betrokken rechter aanwezige kennis van het civiele recht. Ook een omstandigheid is of de verdediging voldoende gelegenheid heeft gehad de vordering te weerspreken. Indien de strafrechter tot het oordeel komt dat de schadevergoedingsvordering het strafproces onevenredig belast, dan wordt de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering, althans in het niet eenvoudig vast te stellen gedeelte daarvan.

Schadevergoedingsmaatregel en voorschotregeling

Als de strafrechter oordeelt dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, dan kan de strafrechter een schadevergoedingsmaatregel opleggen. Deze maatregel houdt in dat de dader wordt verplicht een schadevergoeding te betalen aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.[7] Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zal in opdracht van het Openbaar Ministerie proberen het bedrag van de schadevergoedingsmaatregel te innen bij de dader. Bij gewelds- en zedendelicten keert het CJIB na acht maanden nadat de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, het slachtoffer het resterende bedrag uit dat nog niet geïnd is. Deze regeling bestaat sinds 2011 en staat bekend als de “voorschotregeling.”[8] De regeling geldt uitsluitend voor natuurlijke personen. Het voorschot bij gewelds- en zedenmisdrijven is niet aan een maximum gebonden. Dat is anders bij andere misdrijven dan gewelds- en zedenmisdrijven (zoals vermogensmisdrijven). Sinds 1 januari 2016 geldt de voorschotregeling ook bij deze misdrijven, met een maximum van € 5.000,00.

Met de voorschotregeling wordt het aan het begin genoemde probleem – dat slachtoffers vaak met lege handen blijven staan – deels ondervangen. Het verhaalsrisico rust bij de Staat, oftewel het slachtoffer krijgt de volledig toegekende schadevergoeding ongeacht of de dader onvermogend is. Hiernaast zorgt het feit dat het CJIB de incasso bij de dader op zich neemt voor minder kosten en emotionele belasting voor het slachtoffer. Ondanks dat niet alle slachtoffers (volledig) profiteren van de voordelen van een voeging in het strafproces (bijvoorbeeld als de vordering te belastend voor het strafproces is), kan het benutten van deze mogelijkheid grote voordelen hebben boven het civielrechtelijk aanspreken van de dader.

 

Auteur: SAP Letselschade advocaat: mr. J.C. van Oel

[1] Zie bijvoorbeeld: Gerechtshof Amsterdam 27 november 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4361.

[2] Zie bijvoorbeeld: Rechtbank Gelderland 6 februari 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:465.

[3] Artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering biedt hiertoe de wettelijke ingang.

[4] Ik verwijs in dit kader naar het proefschrift van A.J.J.G. Schijns, waaruit mede is geput voor het schrijven van deze blog: https://fondsslachtofferhulp.nl/wp-content/uploads/2017/05/Naar-een-verzekerd-slachtofferrecht-april-2017-def.pdf.

[5] Op grond van artikel 361 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.

[6] Op grond van artikel 361 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.

[7] Op grond van artikel 36f lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht.

[8] Besluit van 24 juli 2010, houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel, Stb. 2010, 311.

Uw verhaal samen met ons bespreken?

Dat kan geheel vrijblijvend!

Tijdens dit gesprek delen wij graag onze kennis en overleggen we de aanpak.

Indien nodig stappen we voor u naar de rechter.