In de eerste plaats handelde de Nederlandse overheid in strijd met het zogenaamde zorgvuldigheidsbeginsel dat ook toen al door de rechtspraak werd toegepast. Dit beginsel legt overheidsorganen de verplichting op om zorgvuldig onderzoek te doen, de voorgeschreven procedures nauwgezet te volgen en ook deugdelijke besluitvorming te nemen. Het gebrekkig toezicht op de werkwijze van de stichting Flash en het desondanks toekennen van vergunningen, vormen een duidelijke schending van het zorgvuldigheidsbeginsel door het Ministerie van Justitie.
In de tweede plaats handelde de overheid in strijd met artikel 10 van de Grondwet. Dit artikel geeft iedereen het recht op de eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Het gebruik van onjuiste levensgegevens, het niet kennen van de echte naam of geboortedatum en het niet kunnen verkrijgen van correcte informatie over de biologische familie, vormt een duidelijke aantasting van diezelfde persoonlijke levenssfeer. De overheid draagt de plicht om haar burgers tegen dergelijke mistoestanden te beschermen, maar bleef hier in gebreke.
Tot slot heeft de Nederlandse overheid ook talloze internationale verdragen geschonden. Het gaat onder andere om het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, het Haags Kinderontvoeringsverdrag, het Haags adoptieverdrag, het Aanvullend verdrag inzake de afschaffing van de slavernij en het Palermo Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel. Deze dingen behandelen we uitgebreid in deel vier van onze blog.