Verpleegkundige slachtoffers van lachgas

Nursing, Verpleegkundig Vakblad | Verpleegkundigen Annemiek Eschauzier en Veronica van den Bosch werken op verloskunde in het HagaZiekenhuis. Zij gaan een juridische procedure starten tegen hun werkgever, omdat ze schade opliepen na blootstelling aan lachgas op de werkplek.

Lisa is acht jaar, en ze is de trots van haar ouders. Toch is er iets mis. Lisa heeft diverse ziekenhuisopnames en dertig behandelingen met antibiotica achter de rug in verband met urine-weginfecties. Ze heeft het VACTERL-syndroom, een syndroom dat gepaard gaat met meerdere afwijkingen die in verschillende combinaties voorkomen. Lisa heeft er daarvan drie: reflux bij de nieren, scoliose en anusatresie, waarvoor ze dagelijks een klysma moet ondergaan.

Erwin is zeven jaar. Zijn ouders vinden hem een heerlijk kind. Maar ook bij hem zijn er problemen. Hij heeft een sluitingsdefect aan zijn slokdarm en het Down-syndroom. In verband met verstikkingsgevaar, mag hij, naast gewone boterhammen, alleen gepureerd voedsel eten. Hij gaat inmiddels naar een ZML-school, waar hij het gelukkig naar zijn zin heeft en goed kan meekomen.

De moeders van deze kinderen zijn bei-den verpleegkundige in het HagaZiekenhuis (sinds kort locatie Rode Kruis) in Den Haag, en beiden werkten zij in het eerste trimester van hun zwangerschap met het inhalatieanestheticum Entonox, ook bekend als lachgas (NlO). Dit middel werd tot 2004 in ziekenhuizen gebruikt als pijnstilling bij bevallingen.

Annemiek Eschauzier werkt sinds 1994 als verpleegkundige op de afdeling verloskunde & gynaeco-logie van het HagaZiekenhuis. Haar col-lega Veronica van den Bosch werkt er sinds 1993 als O&G-verpleegkundige.

In Nursing juli/augustus 2005 ver-scheen een artikel over de lachgaszaak met feiten, achtergronden en de visie van deskundigen. Echter, de ervaringen van de personen om
wie het draait, de verpleegkundigen, kwamen nog niet eerder aan bod. Vandaar nu een inter-view.

Hoge concentratie
Van de negentien verpleegkundigen die tussen 1994 en 2003 op de afdeling verloskunde van het HagaZiekenhuis werkten en moeder werden, kregen in totaal zes verpleegkundigen een kindje met een congenitaal sluitingsdefect. Twee van deze kinderen, met relatief jonge moeders, hadden het syndroom van Down. Annemiek kreeg na de geboorte van haar dochter drie mis-kramen, de laatste in 2001 na een IVF–poging. De verpleegkundigen werkten allen met het middel Entonox, ofwel lach-gas. Onder OK-personeel is, vanuit de vakliteratuur, al jaren bekend dat dit middel miskramen,infertiliteit en mis-vormingen kan veroorzaken bij blootstelling in de vroege zwangerschap, zogenaamde teratogene effecten. Echter, ook andere afdelingen werken met het middel, zoals verpleegkundigen op verloskunde.

In een interne memo van het HagaZiekenhuis uit 1998, in bezit van Nursing, blijkt dat een klinisch fysicus van het ziekenhuis het hoofd van de afdeling gynaecologie en de manager zorg wijst op een theoretische veiligheidsanalyse (NB: dus geen daadwerkelijke meting). Hieruit blijkt dat de concentratie lach-gas op de verloskamers ‘regelmatig en mogelijk frequent aanmerkelijk hoger is dan wettelijk is toegestaan: De memo-schrijver dringt aan op het uitzoeken en realiseren van ‘de reeds lang gewenste vernieuwing van het systeem’. Ech-ter, de maatregelen hoeven niet acuut te worden
doorgevoerd, vanwege de ‘onrust’ die dat zou veroorzaken. Annemiek zegt hierover: ‘Ze wisten dus al lange tijd dat het niet in orde was’.

Het gas werd in cilinderflessen met een inhoud voor twee uur (later een half uur) geleverd. Op de flessen stond geen risico-informatie. De verpleegkundigen moesten de cilinder aansluiten en het gebruik instrueren aan de vrouw tijdens de bevalling. Deze ademde het gas in via een mondkapje, aangesloten op de gasfles. Annemiek: ‘Als je zo’n fles opendraaide, hoorde je direct een plof, waarna een wolk gas de lucht invloog. Daarna controleerden wij altijd of het apparaat goed werkte, waarbij ook weer gas vrij kwam. Het is een gas dat naar de vloer zakt. Zo stonden we soms uren achtereen in een kleine verloskamer. Er was geen adequaat afzuigsysteem (bij de grond, red.) en geen goede ventilatie: Veronica en Annemiek waren zich niet bewust van een mogelijk gevaar. Annemiek zocht de schuld van de problemen met haar dochtertje Lisa vooral bij zichzelf. ‘Omdat het niet lukte spontaan zwanger te raken, heb ik veel hormonen gebruikt. Ik dacht lange tijd dat die de afwijkingen bij Lisa veroorzaakt hadden. We lieten daarom onderzoek doen door een klinisch geneticus.’

Vermoeden
De klinisch geneticus die de geboortedefecten van Lisa onderzoekt, concludeert echter dat Lisa’s aandoeningen niet door hormoonkuren zijn veroorzaakt. In 2002 en 2003 krijgen meer collega-ver-pleegkundigen van de afdeling kindjes, die ‘niet goed’ zijn. Veronica: ‘Toen een van mijn collega’s weer een baby kreeg met een afwijking, ging er bij mij een lampje branden. Ik begon me af te vragen of de afwijkingen te maken hadden met ons werk als verpleegkundige. Ik dacht dat er bij de verbouwing van de afdeling wellicht stoffen gebruikt waren die de aangeboren afwijkingen zouden kunnen veroorzaken. Ik ben naar de huisarts gegaan en heb mijn vermoeden voorgelegd. De huisarts adviseerde me mijn vermoedens met mijn leidinggevende te bespreken: Veronica stapt naar haar directe baas. Die pakte het goed op vindt Veronica. ‘Ze zei: “Maak maar een lijstje van de betrokken verpleegkundigen”. De maatschap van gynaecologen zou er naar kijken: De verpleegkundigen kregen vervolgens een routineonderzoek door de bedrijfs-verpleegkundige. In het team werd
er onderling verder niet veel niet over gesproken; wel werd de situatie gemeld op de afdelingsvergadering.

Naar aanleiding van de vermoedens van Veronica en Annemiek, onderneemt het HagaZiekenhuis in juni 2003 actie. Epidemioloog dr. Nel Roeleveld van het UMC St Radboud in Nijmegen krijgt opdracht de medische dossiers van de negentien verpleegkundigen en de kinderen te bestuderen. (Nursing publiceerde hierover in juli/augustus 2005.4) Uit haar onderzoek blijkt dat het hoge aantal geboorte defecten, 32% in plaats van de gebruikelijke I %, niet aan toeval te wijten kan zijn. Het gaat in alle gevallen om defecten die in het eerste trimester van de zwangerschap ontstaan.

Teleurstelling
Nadat het onderzoek is afgerond, krijgen de betrokken verpleegkundigen in september 2004 een uitnodiging om de presentatie van de resultaten bij te wonen. De bijeenkomst mondt echter uit in een grote teleurstelling. Annemiek: ‘We waren met z’n zessen, plus onze echtgenoten. Verder was de Raad van Bestuur aanwezig, en de onderzoeker. We kregen een A4tje, met daarop een kort verslag van dat grote onderzoek.’ De conclusie was eenregelig: er was een mogelijk statistisch verband tussen het gebruik van Entonox en aangeboren afwijkingen. ‘Ik heb staan huilen na die presentatie. Zo’n groot onderzoek, en nu werden we met een A4tje afgescheept,’ zegt Annemiek. ‘Er was niet eens tijd om vragen te stellen. En we zaten juist met zoveel vragen.’

De verpleegkundigen mogen pas na veel aandringen het rapport inzien. Toen Veronica de complete resultaten van het onderzoek tot zich liet doordringen, raakte ze erg overstuur. ‘Ik dacht: al die mensen die tegen ons hadden gezegd dat alles stom toeval was geweest. Dat was gewoonweg niet waar! Al ons verdriet: het was aan het gebruik van dat lachgas te wijten.’ De verpleegkundigen mogen echter niet met de uitkomsten van de onderzoeken naar buiten treden: ze krijgen een zwijgplicht.

Fouten
Twee gesprekken met leidinggevenden en de Raad van Bestuur volgen, met wisselende teneur. Veronica: ‘Het eerste gesprek dat we voerden met onze direct leidinggevenden, een medewerker van de arbodienst en een gynaecoloog, verliep prettig. Zij hadden alle begrip voor onze situatie.’ De arbofunctionaris informeert de verpleegkundigen over de veiligheidsanalyse uit 1998, waaruit bleek dat de waarden fors overschreden werden. Tegen de verpleegkundigen en hun echtgenoten geven de direct leidinggevenden toe dat er fouten zijn gemaakt. Zo waren vrouwelijke medewerkers op de OK, zes verdiepingen onder de afdeling verloskunde, al jaren bekend met het risico van Entonox.

Dan komt er een tweede gesprek, op 7 maart 2005. Omdat de verpleegkundigen geen goed gevoel hebben over de situatie, hebben ze een letselschadeadvocaat in de arm genomen. Vier van de betrokken verpleegkundigen voeren, in aanwezigheid van de advocaat, een gesprek met leidinggevenden en een lid van de Raad van Bestuur, zelf tot voor kort anesthesioloog. De stemming tijdens dit gesprek was vijandelijk. Annemiek: ‘Wij dachten dat we een informatief gesprek gingen voeren, maar dat was niet de bedoeling. Het ging enkel om het overbrengen van een standpunt: het ziekenhuis was niet schuldig. Uit menselijkheid wilden ze ons een geldbedrag aanbieden. Het lid van
de Raad van Bestuur noemde zelfs een symbolisch bedrag van één euro. Maar daarmee moest het boek voor eens en voor altijd gesloten worden.’ Twee collega’s accepteren het aanbod van 5.000 euro, omdat hun kinderen operabele afwijkingen hebben. Veronica: ‘Ze zouden dan wel een overeenkomst moeten ondertekenen, waarmee het verhaal afgerond was. Maar wij vonden dat principieel niet juist. Wij wilden uitzoeken hoe het zat.’

Schuldig
Naarmate de tijd verstrijkt, worden Annemiek en Veronica eigenlijk steeds bozer en voelen ze zich steeds verdrietiger, omdat ze geen steun van hun werkgever krijgen. Veronica: ‘Omdat Erwin vaak operaties heeft moeten ondergaan, moest ik regelmatig vrij nemen. Maar ik kreeg maar voor de helft van de dagen bijzonder verlof, voor de andere helft moest ik vakantie-uren opnemen. Erwin lag om de drie weken van maandag tot vrijdag in het ziekenhuis. Tijdens die opnames was ik dag en nacht bij hem. Vervolgens moest ik dan het weekend werken, om toch mijn werkdagen in te halen. Soms ben ik gaan werken, terwijl Erwin ziek was. Dan zat mijn moeder naast Erwin, met een uitzuigapparaat. Ik voelde me dan erg schuldig.’

Ook Annemiek voelt zich verraden. ‘Als ik het had geweten, had ik niet met lachgas gewerkt. Maar wij hebben die keuze niet kunnen maken.’

In september 2004 krijgen de medewerkers op de afdeling verloskunde & gynaecologie van het HagaZiekenhuis mondelinge informatie over Entonox en vroege zwangerschap. Kort daarna, ook de Arbeidsinspectie heeft inmiddels een alarmbrief gestuurd naar alle ziekenhuizen, valt het besluit het gebruik helemaal te stoppen. De verpleegkundigen hebben niet alleen moeite met de houding van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis.

Ook de presentatie van gegevens van epidemioloog-onderzoeker Nel Roeleveld van het UMC St Radboud zit hen dwars. Annemiek: ‘In haar onderzoeken toont ze de relatie tussen lachgas en aangeboren afwijkingen aan. Vervolgens zwakt zij dat zeer af tijdens de presentatie van haar onderzoeken in het HagaZiekenhuis in 2004. Om daarna op een symposium met als centrale thema ‘blootstelling aan gevaarlijke stoffen in de gezondheidszorg’, in maart 2005 door de Nederlandse Vereniging voor Toxicologie, te melden dat wij een 15-voudig risico hebben gelopen.’

Aansprakelijkheid
Alle onderzoeksuitkomsten ten spijt, het HagaZiekenhuis blijft alle verantwoordelijkheid afwijzen. De verpleegkundigen stellen daarom in de zomer van 2005 het ziekenhuis aansprakelijk. De advocaat van de verpleegkundigen laat een onafhankelijke deskundige, een hoogleraar anesthesiologie, de medische dossiers van de verpleegkundigen beoordelen. Ook deze komt tot de conclusie dat de misvormingen in de vroege zwangerschap door blootstelling aan lachgas veroorzaakt kunnen zijn.
De advocaat stuurt daarop medio 2005 een brief naar het ziekenhuis waarin het ziekenhuis aansprakelijk wordt gesteld voor de onveilige werkomstandigheden. De verzekeringsmaatschappij meldt daarop dat zij een onderzoek zal verrichten naar de zaak. Na zes maanden wachten, krijgen Veronica en Annemiek een korte brief. De strekking is dat het ziekenhuis de verantwoordelijkheid voor hun situatie afwijst.

Voor Veronica en Annemiek staat nog steeds voorop dat ze vooral erkenning en begrip willen. Hun advocaat, mr. Jan Willem Koeleman van SAP Advocaten uit Amersfoort, is bezig met het opstellen van een dagvaarding. Die zal het ziekenhuis medio 2006 ontvangen. Dan is het aan de kantonrechter om te beslissen of het HagaZiekenhuis aansprakelijk is en willens en wetens zwangere verpleegkundigen aan gevaarlijke stoffen heeft blootgesteld.

Risico niet herkend
Mr. Jan Willem Koeleman is van mening dat zij een sterke zaak hebben. ‘Zowel internationaal als nationaal wordt al jaren over de gevaren van werken met lachgas gepubliceerd. Het ziekenhuis had al lang op de hoogte moeten zijn van de gevaren van lachgas’.

In een brief van 24 oktober 2005 aan het HagaZiekenhuis, in bezit van Nursing, wijst de Arbeidsinspectie op dit onderzoek, en op het feit dat toentertijd alle Nederlandse ziekenhuisdirecties zijn geïnformeerd. Ook valt in deze brief te lezen dat, op basis van specifiek onderzoek van de Arbeidsinspectie in het HagaZiekenhuis, duidelijk was geworden dat blootstelling aan lachgas tot 1998 op de verloskamers in het ziekenhuis ‘niet als risico werd herkend.’ Tot de invoering van de dubbelmaskers tussen 2000 en 2002 werden er bovendien ‘onvoldoende technische maatregelen genomen om blootstelling aan lachgas te voorkomen.’ Tenslotte hebben ‘medewerkers van
verloskunde geen informatie gehad over de gevaren van blootstelling aan lachgas voor de vruchtbaarheid en het ongeboren kind’ en werden de zwangere medewerkers ‘onvoldoende beschermd, terwijl voor OK-medewerkers een protocol ‘Personeelbeleid bij zwangerschap en lactatie’ werd gebruikt.’ Omdat één en ander anno 2005 was aangepast, legde de Arbeidsinspectie echter geen strafmaatregel op.

Dagvaarding
Bijzonder is dat Veronica van den Bosch en Annemiek Eschauzier nog steeds in het HagaZiekenhuis werken, en wel op verloskunde. ‘Wij vinden het werk prettig om te doen,’ aldus Veronica. ‘Natuurlijk is het soms wrang. Dan moet je weer blij zijn voor een vrouw die een gezonde baby heeft gekregen. Natuurlijk ben je blij, maar toch. Met onze direct leidinggevende hebben we een goed contact. Andere leidinggevenden en leden van de Raad van Bestuur, die kom je niet tegen in je dagelijks werk. Daarom werken we er nog steeds.’ Pijnstilling vindt in Nederlandse ziekenhuizen bij voorkeur nog maar
plaats op twee manieren: intramusculair en via een ruggenprik.

Lachgas: gevaren al jaren bekend
De eerste waarschuwingen voor het inhalatiestheticum- lachgas, in de praktijk bekend als Entonox, verschijnen in de jaren zeventig. In 1977 in Amerikaanse vakliteratuur, en in Nederland in 1979, wanneer het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde een artikel over gezondheidsrisico’s voor het nageslacht van OK-personeel publiceert.

In 1998 verschijnt het onderzoeksrapport ‘Reproductietoxische effecten bij ziekenhuispersoneel’,
een onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken uitgevoerd tussen 1996 en 1998. Uit dit onderzoek, waaraan 84 ziekenhuizen, waaronder het Leyenburg, meedoen blijkt dat de gemiddelde blootstelling aan narcosegassen op weliswaar beneden de MAC-waarden ligt (MAC staat voor Maximaal Aanvaarde Concentratie, dit is 152 mg/m3), maar dat er wel sterke aanwijzingen zijn dat blootstelling spontane abortus, vroeggeboorte en aangeboren afwijkingen kan veroorzaken.

Nursing volgt de lachgaszaak al geruime tijd. Naast dit interview met de direct betrokken
verpleegkundigen verscheen in Nursing juli/ augustus 2005 een artikel over de lachgaszaak,
met feiten, achtergronden en de visie van deskundigen. Veilig werken op www.nur-sing.nl vind je uitgebreide informatie over de ‘lachgaszaak’ en eerder verschenen artikelen en nieuwsberichten. Onder ‘Richtlijnen en protocollen’ op Nursing.nl vind je de richt-lijn voor het werken met narcosegassen.

tekst: Christie Klaucke
juli/augustus 2006 – Nursing Verpleegkundig Vakblad