Slachtoffer pesten werk “ander mens” dankzij SAP Advocaten

De 40-jarige Johan Wieles werd jarenlang op zijn werk gepest. Andere advocaten en de vakbonden konden hem niet helpen, maar SAP Advocaten durfde het wel aan. De zaak werd geschikt. Sindsdien is hij “zo blij als een kind” en is hij “nu een ander mens”. Martin de Witte en Amira Foy van SAP Advocaten: “Mensen die gepest worden zoeken de schuld ten onrechte vaak bij zichzelf. Niet alleen werkgevers, maar ook scholen hebben een verantwoordelijkheid waar je hen op kunt aanspreken. Deze zaak laat zien dat je als goed letselschadeadvocaat erg veel kunt betekenen voor je client. Wij zijn blij dat wij voor Johan Wieles hebben mogen werken en dat hij de erkenning heeft gekregen die hij verdiende”.

Lees hieronder het verhaal van Johan Wieles over zijn strijd tegen pesten. Het artikel is gepubliceerd in NRC op 11 en 12 maart 2006.

Door François de Waal

Omstreeks mijn dertigste ging ik als lasser werken bij een fietsenfabriek. Je moest daar aantallen halen, bijvoorbeeld 1800 frames per dag. Ik dacht: gewoon hard werken, dan lukt het wel. Ik was jong en ambitieus en, al vlug had ik een hoog tempo. Ik begon het ook leuk te vinden, het werk, maar ook het halen van de aantallen. De sfeer was goed in het begin. Wat me wel opviel, was dat sommige mensen hard aan hun oren werden getrokken en dat er in kruisen werd geknepen. Ook dat knijpen
gebeurde tussen mannen onderling; op mijn afdeling werkten geen vrouwen. Het was altijd tijdens het werk, als je bijvoorbeeld niet op je eigen werkplek was, dan konden ze zogenaamd even met je dollen. Ik schrok er in het begin wel van, maar ze deden ‘t niet bij mij, dus ik legde het naast me neer. Ik was verbaasd dat niemand iets terug zei als er zoiets aan de hand was. Ik vroeg het aan een man maar die vertelde dat hij het niet zo erg vond, het was een geintje. Er was een vast groepje die dit soort geintjes uithaalde. Het groepje bestond vooral uit getrouwde huisvaders die zich puberaal gedroegen en ook jongeren makkelijk mee trokken in hun gedrag.

Ik werd met rust gelaten behalve dat ik wel eens te horen kreeg dat niemand me kon bijhouden omdat ik zo hard werkte. Later noemden ze me een uitslover. In die tijd had ik slechte tanden en daar begonnen ze over te praten. Een collega zei: ‘Je ziet er niet uit! Ga eens naar de tandarts!’ Ik heb toen enkele tanden laten trekken en een plaatje genomen.

Het pesten begon met dingen die werden verkocht als grapjes. De mouwen van, mijn stofjas waren vastgeknoopt. Of ze stopten m’n handschoenen vol poeder. En ze gaven me ook een bijnaam: catweazle.

Ik twijfelde: moet ik terug katten, harder worden, me niet op m’n kop laten zitten? Ik dacht altijd: laat maar, als ik niet reageer houdt het misschien wel op. Als ik wel iets durfde te zeggen reageerden ze met: ach, er is toch niks ergs gebeurd? Waar maak je je druk om? Het is maar een geintje! Jij kan ook nergens tegen. Ik had ook last van de manier waarop ze over vrouwen en buitenlanders spraken.
Hatelijke, grove opmerkingen, echt misselijkmakend. Op mijn afdeling werkten een paar buitenlanders en die moesten het ontgelden. De mensen die gepest werden hadden wel een bepaald soort begrip voor elkaar, maar ze namen het nooit openlijk voor elkaar op. Ik bleef hard werken, ook als de aantallen niet waren gehaald en ons werd gevraagd om zaterdag door te werken. Ondanks de slechte sfeer deed ik het. Ik werkte zelfs door als ik ziek was. Trouwens, als je niet wilde doorwerken zei de leiding dreigend: jij hebt geen hart voor de zaak! En ik was altijd bang om mijn baan kwijt te raken. Ik ben opgevoed om voor mijn gezin te zorgen, dat zit in m’n bloed. Als ik wel eens tegen de leiding sprak over de sfeer, dan zeiden ze: daar moetje maar tegen kunnen, je bent een vent, stel je maar wat harder op. Ik voelde me nooit gesteund. Al die kleine en grote irritaties bouwden langzaam maar zeker spanning op. M’n werk begon me tegen te staan, ik ging er met minder zin naar toe. De sfeer werd zo slecht dat ik ‘s middags thuis een boterham ging eten. Dat ging zo door tot ik op een bepaald moment moest samenwerken met iemand die steeds van zijn werkplek weg liep om te kletsen. Hij liep er echt de kantjes van af. Zo konden we de aantallen niet halen. Ik zei toen: ‘Hou nou eens op met wandelen, zo kan ik niet werken, anders ga ik naar de voorman’. Die man ging toen helemaal door het lint! Hij kwam naar me toe met een hamer en in een reflex deed ik mijn arm voor m’n gezicht. Zijn hamer raakte mijn horloge dat aan stukken viel op de grond. Gelukkig maar, anders had ik een gat in mijn hoofd gehad! Ik was behoorlijk overstuur. Toen ik het horloge bij elkaar probeerde te rapen gooide hij de hamer naar mijn hoofd maar die miste me. Trillend ging ik naar de chef en vertelde wat er gebeurd was. Daarna naar personeelszaken en alles nog eens verteld. We werden toen allebei voor een dag geschorst; ze zouden uitzoeken wat er was gebeurd. Ik ben diezelfde dag naar de politie gegaan om aangifte te doen. Maar de politie deed moeilijk, want ja, het was gebeurd op bedrijfsterrein. 

Uiteindelijk hebben ze niks gedaan. Personeelszaken besloot na een onderzoek de dader te ontslaan. In een brief van de leiding werd mij dringend verzocht om tegen hem te getuigen in de ontslagprocedure. Daarna ging het op mijn werk van kwaad tot erger. Steeds meer mensen vonden dat ik de kwaaie piet was en, dat maakten ze duidelijk. De dader hoorde niet echt bij het
groepje pesters maar had wel veel vrienden en kennissen binnen het bedrijf omdat hij er al meer dan twintig jaar werkte. Van een afstand werden er met stalen apparaten slabewegingen gemaakt en werd erbii gezegd: ‘Hii had ie dood moeten slaan!’ Eerst was het alleen het pestgroepje maar nu leek het wel of iedereen tegen me was. De dader, de man die mij met de hamer te lijf was gegaan, is naar de vakbond gestapt. De FNV-advocaat heeft een jaar geprocedeerd en het proces gewonnen. Het horloge werd vergoed.

De dader kwam terug en de leiding vertelde dat dat prima kon omdat we toch niet samenwerkten. Maar we kwamen elkaar natuurlijk elke dag verschillende keren tegen in de gang, in de koffieruimte, overal in het bedrijf. En elke keer een dodelijke blik. Of hij kwam ineens voor me staan, zwaaiend met een fietsvork of frame. Door collega’s werd ik nu matennaaier genoemd. ‘Het is jouw schuld wat er is gebeurd!’ En: ‘Jij hebt hem geslagen’. Ik probeerde me te verdedigen maar dat had geen zin. De leiding en personeelszaken vertelden me dat ik hen moest waarschuwen als er iets gebeurde. Maar ze deden nooit wat. En het pesten ging gewoon door. Plotseling met een hamer keihard vlakbij me op een metalen plaat slaan. Of ik las de krant en ineens stond die in brand, die hadden ze aangestoken zonder dat ik er erg in had. Daar schrik ik van. Het groepje vond het stoer me te vernederen.

Mijn vrouw begon te merken dat ik emotioneel was en om het minste of geringste geïrriteerd. Ook ging ik minder eten. Ik was opgefokt. Ik besef nu dat ik alle werkspanningen thuis aan het afreageren was.
Mijn vrouw vond dat mijn karakter van zacht naar hard ging. Ik had ineens een muur om me heen gebouwd, en die was niet te slopen. We verloren vrienden die niks begrepen van mijn gedrag. Wat is er aan de hand met Johan, waarom is hij zo vlug geïrriteerd? Ik ging overal tegenin, wat ik vroeger nooit deed. Ik weet nog dat ik me in die tijd schaamde dat het zover met me gekomen was. Dat
bleef eindeloos ronddraaien in mijn hoofd. Na het hamer-incident ben ik in contact gekomen met een bedrijfsmaatschappelijk werker en die verwees me door naar het Riagg. Daar zeiden ze: heb je al deze ellende niet aan jezelf te danken? Nou, ik ben niet perfect maar dat ik een hamer naar m’n hoofd
kreeg, nee, dat heb ik niet aan mezelf te danken, dat heeft iemand anders gedaan. Na de terugkomst van de dader braken de ergste jaren aan, echt de hel op aarde. Zo werd er een vieze plantenbak op mijn werkbank gezet met de opmerking: ‘Jij bent voor ons niets dan onkruid!’ Ik was in die tijd vreselijk overspannen, ik wilde ontslag nemen maar dat kon niet want dan had ik geen geld meer. In die tijd heb ik twee keer serieus aan zelfmoord gedacht. Een keer ben ik haast tegen een boom gereden en een andere keer tegen een bus. Dan was alle ellende afgelopen, dan was ik er vanaf. Maar dat was net toen mijn vrouw voor het eerst zwanger was en ik wilde per se een betere toekomst.

Ik was uit balans. ‘s Nachts werd ik zwetend wakker, mijn vrouw vertelde dat ik in m’n slaap sprak en op een keer begon ik te schreeuwen en stond ik plotseling naast m’n bed. Het laatstejaar was ik op mijn werk heel gauw boos en hield iedereen op afstand. Ook had ik de neiging om te gaan huilen, dat vond ik heel erg en ik durfde het alleen bij mijn vrouw. Zij luisterde naar me en ze steunde me. Ze huilde mee en zei dat ik ander werk moest zoeken. Ik heb tijdens mijn ziekteperiodes hard gezocht naar ander werk. ik bood zelfs aan om een week gratis te werken om maar iets anders te vinden. Dat heb ik enkele keren gedaan maar een week is te kort. Uiteindelijk heb ik ontslag genomen. Daarna heb ik gewerkt voor verschillenden uitzendbureaus. Maar als mensen op een bepaalde toon tegen mij spraken, kon ik daar helemaal niet meer tegen. Toen ik net bij een metaalbedrijf werkte, knapte er iets. Ik ging weer trillen en werd emotioneel.

Ik was ‘s morgens al moe, echt kapot, ik kón niet meer! Eerst werkte ik vijf dagen, daarna vier en vervolgens drie. Ik was doodmoe, ik weet niet hoe ik het moet omschrijven, lamgeslagen. OoJ

Toen mijn dochter gepest werd op school keek ik op internet om daar iets meer over te weten te komen. En tot mijn stomme verbazing kwam ik pesten op het werk tegen! Ik belde op naar degene van de site en ik weet’ nog dat dat eerste telefoongesprek meer dan een uur duurde. Zonder dat contact zou ik nu nog denken dat ik aan epilepsie leed. Daarna vielen alle puzzelstukjes op hun plaats. De neuroloog onderzocht me opnieuw en ik bleek toch niet te lijden aan epilepsie! De symptomen van gepest worden op het werk leken veel op mijn symptomen: hoofdpijn en maagpijn, trillen, moeite met slapen, snel geïrriteerd, nachtmerries, chronisch nerveus, angstig zijn en zelfs mensen wantrouwen
die het goed met je menen. Al die symptomen samen noemen ze het post traumatisch stress syndroom.

Ik ging naar een psycholoog en daar heb ik voor het eerst over het pesten gesproken. Daar heb ik alles verteld, dat was heel emotioneel. Achteraf denk ik dat ik dat pesten zo lang heb ondergaan omdat ik doodsbang was mijn baan te verliezen. Ik wist niet dat langdurig pesten je zo kon veranderen. Maar als je er midden in zit is het moeilijk om er eens even rustig over na te denken. Ik ben vroeger op school niet gepest, voor mij was het allemaal nieuw. .

Na de gesprekken met de psycholoog heb ik mijn vroegere hoofd personeelszaken gebeld en gezegd hoe ik me voelde en waarom ik ziek was geworden. Ik zei: als er geen duidelijkheid komt begin ik een proces. Ze draaiden erom heen en toen ben ik op zoek gegaan naar een advocaat. Alle advocaten zeiden hetzelfde: zijn er wel wettelijke regels, er is geen eerder proces geweest dat ons houvast geeft, u bent de eerste. Ook de vakbonden konden me niet helpen.

Toch vond ik een advocaat die het aandurfde. Ik heb de werkgever aansprakelijk gesteld dat hij in de wettelijke zorgplicht te kort was geschoten. Tijdens het proces vroeg de rechter of we wilden schikken. Wij naar de gang, daar zei ik tegen het hoofd personeelszaken: als jullie niet erkennen dat er gepest werd, ga ik niet schikken. Volgens mijn advocaat had ik kans op een flinke financiële vergoeding. Eerst wilde de man van personeelszaken niet praten, daarna ineens wel. Hij erkende het pesten. Dat was voor mij voldoende. Mijn advocaat vroeg me wel drie keer of het inderdaad voldoende was. Maar voor mij was de kous af. Het ging me niet om het geld maar om het pesten. Met
alle geld van de wereld kan je dat niet vergoeden. Maar dat het bedrijf nu alles zwart op wit erkent, dat is mij wat waard. Het valt nu niet meer te ontkennen. Dat gevoel kan niemand me afnemen! Deze schikking was in september vorig jaar en ik ben nog steeds zo blij als een kind. Sindsdien is er een opgaande lijn. Een jaar geleden was ik verslagen en totaal verkrampt, ik ben nu een ander mens. Ik wil weer werken, maar niet in zo’n bedrijf, voor geen miljoen! te veel afschuwelijke herinneringen, nee, dat nooit meer.’