Katholieke kerk wist decennia geleden al van kindermisbruik

Het Katholiek Verbond voor Kinderbescherming heeft de rooms-katholieke internaten in 1959 en 1962 al gewaarschuwd voor seksueel misbruik van minderjarigen door priesters en geestelijken.

Dat blijkt uit twee brieven uit die tijd die zijn verstuurd aan de besturen en directies van alle 112 aangesloten internaten. Het NCRV-opinieprogramma Altijd Wat bericht vanavond over deze brieven.

Nieuwsbrief
RTL Nieuws heeft ontdekt dat een algemeen overste van de Fraters van Tilburg al in 1954 in een nieuwsbrief de leden van zijn congregatie heeft gewaarschuwd voor kindermisbruik. ‘De laatste jaren komt ontucht met kinderen frequenter voor dan vroeger’, schrijft overste Canisius in de brief. En: ‘Mannen, wees toch voorzichtig in de omgang met kinderen en maak jezelf niet voor een heel leven ongelukkig. Houd je handen thuis.’

De brieven werpen een nieuw licht op de vraag in hoeverre de r.k. kerk destijds op de hoogte was van het seksueel misbruik binnen katholieke instellingen. De overwegende reactie van de kerk is dat ‘we het niet geweten hebben’. Die beladen terminologie bezigde kardinaal Simonis vorig jaar: ‘Wir haben es nicht gewusst.’

Uit archiefonderzoek blijkt dat de katholieke kinderbescherming eind jaren vijftig wist dat pedoseksuelen actief waren in de internaten. Verschillende ontuchtzaken hadden zich toen al voorgedaan. Ook prominente politici van de Katholieke Volkspartij (KVP) moeten daarvan op de hoogte zijn geweest, want zij zaten in het bestuur van de kinderbescherming.

Gevaren
In de circulaires van februari 1959 en september 1962 drukt de kinderbescherming de internaten op het hart grote zorgvuldigheid te betrachten bij het aanstellen van personeel: ‘Het blijkt nodig u te wijzen op de gevaren die het werk loopt indien er onder het personeel elementen schuilen die ongeschikt zijn aan minderjarigen leiding te geven. In concreto hebben we daarbij mensen op het oog die homo-sexuele neigingen of een sexueel afwijkend gedrag vertonen.’

Uit de circulaire van februari 1959: ‘In de laatste jaren hebben zich in kinderbeschermingsinternaten verschillende gevallen voorgedaan, met uitermate ernstige en droeve gevolgen; een nadere beschrijving van deze gevallen mag overbodig worden geacht.’

In de archieven van het Katholiek Verbond voor Kinderbescherming is ook een handgeschreven amice-briefje achterhaald, geschreven door de toenmalige vicepresident van de Bossche rechtbank W.H. Ariëns. Het lijkt erop dat dit klokkenluiders-briefje heeft geleid tot de opmerkelijke waarschuwingsbrieven die het verbond later heeft verstuurd.

Privé-ontboezeming
Ariëns, telg uit een vooraanstaande katholieke familie, schrijft eind november 1958 in ‘een privé-ontboezeming’ aan de toenmalige voorzitter van de katholieke kinderbescherming: ‘Gisteren dienden voor het Hof alhier 2 zaken wegens ontucht van jeugdleiders in een katholiek jongensinternaat. De stukken wezen wel uit dat de directie deze leiders had aangesteld zonder voldoende naar hun antecedenten te hebben geïnformeerd; het spreekt vanzelf dat dit niet kan worden verontschuldigd met een beroep op personeelsgebrek. Wat hier gebeurde, kan morgen in een ander internaat plaats hebben, ten detrimente allereerst van de pupillen, maar ook van de naam van de katholieke internaatsopvoeding; en ik vraag me dan ook af of er geen termen aanwezig zijn deze aangelegenheid eens met de Afdeling Internaten op te nemen.’

Uit notulen van vergaderingen blijkt dat het bestuur van de kinderbescherming begin jaren zestig zelfs het plan lanceerde om ‘een zwarte lijst’ van ontuchtplegers op te stellen. Want gebleken was dat pedoseksuelen na ontslag in het ene internaat weer gemakkelijk aan de slag konden in een ander internaat.

Letselschade-advocaat Martin de Witte, die veel misbruikslachtoffers als cliënt heeft, meent dat de archiefstukken juridische waarde kunnen hebben. Volgens hem kan de kerk niet meer wegkomen met een beroep op verjaring en de bewering dat de leiding destijds niet op de hoogte was: ‘Ze wisten dondersgoed wat er speelde, maar ze hebben bewust besloten er niets mee te doen.’