Een behoorlijke verzekering voor werknemers; wat betekent dit eigenlijk?

Op 1 februari 2008 heeft de Hoge Raad door het wijzen van twee arresten expliciet een verzekeringsplicht voor de werkgever in het leven geroepen die hij ten behoeve van zijn werknemers dient af te sluiten.[2] Deze verzekeringsplicht houdt in dat de werkgever op grond van het goed werkgeverschap, art. 7:611 BW, een ‘behoorlijke verzekering’ dient af te sluiten tegen schade die zijn werknemers lijden als gevolg van verkeersongevallen die met het werk verband houden, ook wanneer dergelijke ongevallen niet zijn veroorzaakt door enig tekortschieten van de werkgever. De vraag waar de praktijk mee worstelt is wat een ‘behoorlijke verzekering’ precies is. De Hoge Raad heeft een aantal handvatten gegeven, maar laat de invulling ervan voor een groot deel afhangen van wat de verzekeringsmarkt voor producten aanbiedt.

Allereerst is het van belang om kort op een rijtje te zetten wat de reikwijdte is van de verzekeringsplicht:

  • Zowel zaakschade als letselschade wordt vergoed;
  • Schade die is opgelopen tijdens het werkwerk-verkeer wordt vergoed;
  • Schade die is opgelopen tijdens het woonwerk-verkeer wordt enkel vergoedt indien het vervoer kan worden gekwalificeerd als vervoer dat op één lijn te stellen is met het vervoer dat plaatsvindt krachtens de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en in het kader voor de werkgever uit te voeren werkzaamheden;
  • Schade die is opgelopen als ongemotoriseerde waarbij één of meer gemotoriseerden bij betrokken zijn, wordt vergoed;
  • Schade die is opgelopen door een eenzijdig fietsersongeval wordt vergoed;
  • Schade die is opgelopen door een eenzijdig voetgangersongeval wordt niet vergoed.

De vraag is vervolgens wat voor producten anno 2015 worden aangeboden op de verzekeringsmarkt die de hiervoor genoemde schadegevallen dekken en wat een ‘behoorlijke verzekering’ dan is. Ik zal mij beperken tot de bespreking van de twee verzekeringsproducten die na 2008 specifiek zijn ontwikkeld naar aanleiding van de verzekeringsplicht: de Verkeersschadeverzekering voor Werknemers (VSVW) en de Werknemersschadeverzekering (WSV).

VSVW

Onder de VSVW – die door drie verzekeraar wordt aangeboden[3] – is de schade gedekt die een werknemer lijdt ten gevolge van zijn deelname aan het verkeer (ook als reiziger met het openbaar vervoer, als voetganger, fietser en dergelijke). Hierbij wordt zowel materiële als immateriële schade vergoed en voor uitkering is niet van belang of de schade het gevolg is van een eigen fout van de werknemer. De VSVW biedt echter geen dekking voor schade die onder andere is opgelopen tijdens het woonwerk-verkeer en die is veroorzaakt door eenzijdige ongevallen met de fiets of als voetganger, terwijl de Hoge Raad heeft bepaald dat een ‘behoorlijke verzekering’ in ieder geval dekking dient te bieden voor eenzijdige fietsersongevallen.[4] Ook biedt de VSVW niet bij elke verzekeraar (alleen bij ASR) een werelddekking. Indien bijvoorbeeld een piloot een ongeval overkomt terwijl hij op een ‘rustdag’ in Afrika door een taxi naar een restaurant wordt gebracht, krijgt hij die schade onder de VSVW (behalve bij ASR) niet vergoed, terwijl dit wel vereist is volgens de Hoge Raad.[5] Een VSVW biedt aldus niet in alle gevallen uitkomst voor een werkgever met betrekking tot het voldoen aan de verzekeringsplicht en kan daarom naar mijn mening niet als een ‘behoorlijke verzekering’ worden beschouwd.

WSV

De WSV – die wordt aangeboden door vijf verzekeraars[6] – is een verzekeringsproduct die meer dekking biedt dan strikt noodzakelijk is op basis van de huidige stand van de jurisprudentie. Deze verzekering biedt (een wereld-)dekking voor een breed scala aan gevallen waarbij aansprakelijkheid niet hoeft te worden aangetoond: het verkeersrisico in de uitoefening van de werkzaamheden, het woon-werkverkeer, bedrijfsuitjes en dergelijke, reizende beroepen, huis-tuin- en keukengevaren en bijzondere gevaren zoals een overval. Hierbij wordt een ruime kring van verzekerden (bijvoorbeeld ook een stagiair en uitzendkracht) gehanteerd. De polislimiet van de WSV varieert van € 1.000.000 tot € 2.500.000 per gebeurtenis met een maximum van € 7.500.000 per jaar. Deze dekking zal in de meeste gevallen voldoende zijn om de volledige schade te dekken of in ieder geval een wezenlijk deel daarvan.

De WSV neemt de twijfels wat betreft enkele dekkingsaspecten weg. Dat is onder ander het geval ten aanzien van schade die een werknemer oploopt tijdens het woon-werkverkeer, die onder de WSV dekking heeft. In lagere rechtspraak is het niet altijd duidelijk wanneer er nu sprake is van woon-werkverkeer dat wel onder de zorgplicht van de werkgever valt. Dit kan vervelende gevolgen hebben voor de werkgever, namelijk dat hij zelf de schade moet dragen. Hiernaast is in de lagere rechtspraak meer dan eens een verzekeringsplicht aangenomen buiten arbeidsgerelateerde verkeersongevallen waardoor ook in die gevallen onzekerheid bestaat voor de werkgever of hij wel voldoet aan zijn verplichtingen jegens zijn werknemers. Het gaat dan bijvoorbeeld om schade die een caissière bij het verijdelen van diefstal heeft opgelopen[7], een therapeut die wordt gemolesteerd in een Tbs-kliniek[8] en een therapeut die schade oploopt bij een poging tot ‘stoeien’ van een patiënt in de inrichting[9]. Uit deze zaken blijkt dat sommige feitenrechters bereid zijn de verzekeringsplicht op te rekken tot buiten arbeidsgerelateerde verkeersongevallen. De verzekeringsmarkt anticipeert met de WSV op eventuele toekomstige rechtspraak (van de Hoge Raad).

Aangezien de WSV de twijfelgevallen en leemtes van de andere verzekeringen wegneemt en de polislimiet relatief hoog ligt, kan de WSV naar mijn mening beschouwd worden als een ‘behoorlijke verzekering’.

De hoop is nu dat de beperkende uitspraken van de Hoge Raad (bijvoorbeeld ten aanzien van eenzijdige voetgangersongevallen) geen remmend effect hebben op de ontwikkeling van nieuwe verzekeringsproducten en hiernaast dat de praktijk als motor van de rechtsontwikkeling kan gaan fungeren. Een wenselijk resultaat van dat laatste zou kunnen zijn dat de Werknemersschadeverzekering als uniforme behoorlijke verzekering gaat gelden in het kader van de verzekeringsplicht. Ik denk dat de rol die de praktijk dan zou aannemen ook de wens van de Hoge Raad is. De Hoge Raad heeft immers de invulling van de behoorlijke verzekering grotendeels aan de praktijk overgelaten.

Jorian van Oel

[1] Deze bijdrage is gebaseerd op mijn masterscriptie: ‘‘wat is een ‘behoorlijke verzekering’?’’

[2] HR 1 februari 2008, JAR 2008, 56 (Maasman/Akzo) en HR 1 februari 2008, JAR 2008, 57 (Kooiker/Taxicentrale Nijverdal).

[3] ASR, De Goudse en Nationale-Nederlanden.

[4] HR 12 december 2008, NJ 2009, 332 (Maatzorg/Van der Graaf).

[5] Aansprakelijkheid werd bijvoorbeeld aangenomen voor een ongeval dat een piloot in een taxi overkwam in Ivoorkust, zie HR 18 maart 2005, NJ 2009, 328 (KLM/De Kuijer).

[6] HDI-Gerling, Centraal Beheer Achmea, Reaal, Bovemij en Univé.

[7] Ktr. Rotterdam 8 mei 2008, NJF 2008, 432.

[8] Hof Den Bosch 6 juli 2010, JAR 2010, 195.

[9] Hof Leeuwarden 11 januari 2011, JAR 2011, 56.