Blog | Doe maar normaal (en gebruikelijk)

In Johanna Kruidhof oordeelde de Hoge Raad dat de aansprakelijke partij verplicht is het slachtoffer in staat te stellen zich van noodzakelijke verpleging en verzorging te voorzien, ook als er geen kosten in rekening worden gebracht. Als de partner, gezinsleden of naasten die verpleging en verzorging dan op zich nemen, in plaats daarvoor een betaalde professional in te schakelen, voldoen zij aan een verplichting die eigenlijk op de aansprakelijke rust. Bij het berekenen van de schade mag dan worden voorbijgegaan aan de feitelijk situatie waarin het slachtoffer geen kosten maakt. De Hoge Raad merkt daarbij op dat er geen hogere vergoeding mag worden toegewezen dan de geschatte bespaarde kosten van professionele hulp.[1]

In 2003 maakte de Hoge Raad duidelijk dat deze regel alleen opgaat wanneer het inschakelen van professionele hulp normaal en gebruikelijk zou zijn geweest.[2]

In 2009 trok de Hoge Raad deze lijn door naar de schadebegroting bij een behoefte aan huishoudelijke hulp. Het moest wel gaan om werkzaamheden waarover het gelet op de situatie waarin het slachtoffer verkeert normaal en gebruikelijk is dat deze worden verricht door een professional.[3]

De Hoge Raad houdt nog altijd vast aan dit criterium.[4]

Normaal en gebruikelijk

De vraag is wanneer het inschakelen van professionele hulp normaal en gebruikelijk isDaarbij moet gekeken worden naar de concrete situatie van het specifieke slachtoffer. De vraag die daarbij moet worden beantwoord is feitelijk of het redelijk zou zijn als het slachtoffer voor een bepaalde hulpvraag een professional zou inschakelen. Daarbij is het uitgangspunt dat de aansprakelijke verplicht is om het slachtoffer zoveel mogelijk in de situatie te brengen zoals deze was zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis.

In een normaal en gebruikelijk gezin is het op zich ook vrij normaal en gebruikelijk dat de gezinsleden elkaar helpen in het huishouden. Ook is het normaal dat partners voor elkaar en voor de kinderen zorgen. Echter, als de beperkingen van het slachtoffer zijn veroorzaakt door een onrechtmatige daad, staat de herstelverplichting van de aansprakelijke partij voorop. In die situatie mét onrechtmatige daad en mét aansprakelijke partij is het normaal en gebruikelijk dat de aansprakelijke partij zorgt voor de voor het specifieke slachtoffer noodzakelijke hulp en is het niet normaal om het slachtoffer te verwijzen naar gezins- en/of familieleden. In de situatie zonder ongeval behoefde het slachtoffer immers ook geen beroep te doen op zijn naasten. Bovendien kan de relatie door een toenemende ongelijke wederkerigheid onder druk komen te staan en het nadeel vergroten.

Andere voorbeelden

Niet alleen bij een behoefte aan verzorging en huishoudelijke hulp is het vandaag de dag normaal om professionele hulp in te schakelen. Een aantal voorbeelden:

Maaltijdenbezorging

Nederlanders gaan steeds meer - gezonde en minder gezonde - thuisbezorgde maaltijden eten. De Gen Z en Millenials waren al gewend aan online bestellen. Maar ook de rest van Nederland heeft tijdens corona het gemak van onlinebestellen ervaren. [5] Daarnaast lijkt gemak steeds belangrijker te worden voor Nederlanders. Zo eet 1/3 en ontbijt 1/5 van de millennials tegenwoordig minimaal één keer per week buiten de deur. [6] De verwachting is dat dit aandeel in de toekomst zal toenemen.

Boodschappenbezorging

Daarnaast laten mensen steeds vaker hun boodschappen bezorgen (AH Delivery, Picnic, Hello Fresh, Uber Eats). [7] Ook als het gaat om kleine boodschappen zoals een doos eieren of een pak melk.

Het lijkt er daarmee op dat het tegenwoordig normaal en gebruikelijk is om voor dit soort zaken betaalde diensten in te schakelen. Het door een lieve buurman laten bezorgen van de boodschappen en/of maaltijden, omdat het slachtoffer zelf geen boodschappen meer kan doen en/of maaltijden kan bereiden en dat vóór het ongeval altijd deed, kan ook gezien worden als verplaatste schade.

Hondenuitlaatservice

Wat als een slachtoffer een grote hond heeft, ieder dag met deze hond een groot stuk wandelde en dit door zijn beperkingen niet meer kan? De partner van het slachtoffer werkt fulltime en heeft een haat-liefdeverhouding met de hond. In dat geval is het ook normaal en gebruikelijk om een hondenuitlaatservice in te schakelen. De hond elders onderbrengen of verkopen kan niet het slachtoffer worden gevergd (ook niet in het kader van de schadebeperkingsplicht). Een hond maakt namelijk deel uit van het gezin. Schiet de lieve buurman wederom te hulp (deze buurman heeft kennelijk zeeën van vrije tijd) dan komt ook daar een redelijke vergoeding voor in aanmerking.

Een laatste voorbeeld. Het komt regelmatig voor dat partners, kinderen of naasten tolken voor het slachtoffer die de Nederlandse taal onvoldoende beheerst of zelfs analfabeet is. In dat geval is het (in het kader van de letselschadezaak waartijdens het zal gaan over complexe juridische onderwerpen die meer taalvaardigheid vereisen dan doorsnee sociale en maatschappelijke contacten) normaal en gebruikelijk om de hulp van een tolk in te schakelen. Heeft de buurman een talenknobbel en is hij ook nog eens bereid om te tolken (misschien moeten we een fraudeonderzoek opstarten om zowel het slachtoffer als dit slachtoffer te bespioneren…. want dit is verdacht!), ook dan komt daarvoor een redelijke vergoeding in aanmerking. Ditzelfde geldt voor een doof slachtoffer dat door een ongeval geen gebarentaal meer kan doen (nee Buurman, nu even niet!).

Conclusie

Zo zijn er meerdere - op de situatie van het slachtoffer toegesneden - voorbeelden te noemen waarin het normaal en gebruikelijk is om een professional in te schakelen voor een bepaalde hulpvraag. Wat normaal is wordt ingevuld door cultuur en maatschappelijke normen. Door grote maatschappelijke verschuivingen verandert het normaal. Belangenbehartigers en verzekeraars doen er daarom goed aan om voelsprieten te ontwikkelen voor hetgeen in de maatschappij speelt en niet zomaar het recht van het verleden klakkeloos toe te passen. Want wie kijkt naar het verleden, staat met de rug naar de toekomst.

Door  Bas Hopman

[1] HR 15 mei 1999/564

[2] HR 6 juni 2003/504

[3] HR 5 december 2009/387